Velt vzw – “We dromen van een samentuin in elke gemeente”
15 februari 2018
Velt – Samentuinen
Velt vzw geeft ecologisch leven vorm in huis, tuin en daarbuiten. “Moestuinen, siertuinen en koken zijn zowat de verbindende factoren voor onze 17.000 leden”, zegt coördinator Samentuinen Dorien Pelckmans. Belangstelling voor biologische, seizoensgebonden en lokale voeding is ook de drijfveer achter het project Samentuinen, dat aan groene vingers een belangrijke sociale component verbindt.
“In vierenveertig jaar Velt is er heel wat veranderd”, zegt Dorien Pelckmans. “Alles begon met enkele tuiniers die het niet eens waren met de manier waarop er aan landbouw werd gedaan. De beginjaren van Greenpeace ook: the times they were a-changing.”
Om drempels te verlagen is een stevig lokaal netwerk nodig. En vooral meer samenwerken met andere middenveldorganisaties – elk met hun eigen expertise.
“Het idee dat je concreet iets kan doen aan je manier van leven en een steentje kan bijdragen aan een beter klimaat, maakt Velt aantrekkelijk. De focus verbreedde geleidelijk. Koken werd belangrijk: verse groenten uit de moestuin als lekker bio-alternatief. En ook ‘samen’tuinen is een verruiming: ‘samen’ is niet voor niets het voorzetsel geworden.”
Een groep mensen is het fundament voor een samentuin?
“Groep, Grond en Geld zijn belangrijke voorwaarden om een samentuin te starten. Groep is het allerbelangrijkste. Mensen die zich samen willen engageren voor een tuin en de rolverdeling organiseren. Samentuinen kunnen ontstaan door een gemeente die aanklopt bij Velt vzw en een samentuin wil organiseren via werving, lokale media, infoavonden… Andersom kan een groep mensen naar Velt stappen. De basis is ecologisch tuinieren én het samen organiseren. In sommige samentuinen heeft iedere tuinier een eigen perceel. In andere samentuinen gebeurt alles collectief. Groepsactiviteiten en uitwisseling staan centraal. De eerste twee jaar wordt een tuin intensief begeleid. Daarna blijven we ondersteunen met een helpdesk, ontmoetingsdagen en een digitale nieuwsbrief.”
“Een groep kan zich ook organiseren als werkgroep, voor back-up van Velt en subsidieaanvragen. De werkgroepen kregen meer inspraak, zonder formele afdelingen te zijn. Zo bieden we ondersteuning zonder te veel papierlast: een antwoord op het veranderende vrijwilligerslandschap. Wij faciliteren vooral de werking, inhoudelijk bepalen de werkgroepen alles zelf. Dat we in twee jaar van 22 naar 46 ‘werkgroeptuinen’ gingen, zegt iets over ons draagvlak. Sommige samentuinen zijn autonome feitelijke verenigingen. Ook hen ondersteunen we met nieuwsbrieven, ontmoetingsdagen, een studietrip… we bieden iedereen een helpdesk.”
Na ‘groep’ komt ‘grond’.
“De meeste gronden voor samentuinen komen van gemeenten, privépersonen of OCMW’s. De meest startende groepen hebben vaak al een lap grond in het oog. De kwaliteit moeten we wel checken: staan er niet te veel bomen op, is er geen vervuiling, is de locatie oké… soms hebben we gronden waarop we maar tijdelijk kunnen tuinieren omdat er vastgoedprojecten gepland zijn.”
Maatschappelijke kwetsbare mensen bereiken: daar zetten we met armoedeorganisatie CEDES volop op in.
“Op vervuilde grond kun je tuinieren in zakken of bakken, je kan de tuin ook verhuizen. Noodgedwongen gebeurt dat wel eens.”
Geld dan: niet hét breekpunt voor samentuinen, wel mooi meegenomen.
“Een samentuin brengt kosten met zich mee. Voor de infrastructuur, de inrichting van de tuin en de begeleiding van de tuiniers. Lokale groepen gaan zelf op zoek naar financieringsbronnen. Vaak vinden ze bij de gemeente of intercommunale financiële en materiële steun. Daarnaast lanceert minister Schauvlieghe jaarlijks een projectoproep voor de realisatie van nieuwe samentuinen.”
Dat je concreet iets kan doen aan je manier van leven en een steentje kan bijdragen aan een beter klimaat, maakt Velt aantrekkelijk.
“Daar tekenen gemeenten en andere initiatiefnemers graag op in. In de praktijk zie je vaak dat mensen zelf heel wat financieren. Samentuiniers zijn bovendien handige harry’s die met een beperkt aantal middelen prachtige dingen realiseren.”
Wat zie je nu als de grootste uitdaging voor samentuinen?
“Vlotter maatschappelijke kwetsbare mensen bereiken. Daar zetten we met armoedeorganisatie CEDES volop op in. We hebben onze manier van begeleiden aangepast, zeker in tuinen waar we kansen zien met Samenlevingsopbouw en met verenigingen waar armen het woord nemen. Onze praktijklessen werden toegankelijk. Tuinieren kun je ook koppelen aan taalverwerving. Vanuit die insteek werd ‘Groente(n) uit Zellik’ opgestart. Op een laagdrempelige manier leren de tuiniers Nederlands tijdens het wieden en oogsten. Daarnaast willen we in bestaande samentuinen de link met de keuken leggen. Door in groep te koken met voedseloverschotten uit de tuin en van lokale bioboeren, willen we ook andere buurtbewoners naar de tuin lokken. Van samentuinen naar samenkoken is op verschillende plaatsen nu in opstartfase. Om de drempels van onze werking te verlagen is een stevig lokaal netwerk cruciaal. Nog meer samenwerken met andere middenveldorganisaties – elk met hun eigen expertise – is daarbij echt nodig.”